Een reisje mee met een vriestrawler is geen dagelijkse kost. De schepen zijn doorgaans drie tot soms vijf weken op zee. Niet omdat de vangsten matig zijn. Integendeel, die zijn overvloedig daar waar het haring en makreel betreft. De reisduur is afhankelijk van een aantal factoren: de afstand tot de visgronden, de weersomstandigheden en het feit dat de vangst aan boord verwerkt en in enorme vriesruimen opgeslagen wordt.
Dat laatste maakt de vriestrawlers super efficiënt. Waar Noorse, Ierse en Schotse vissersschepen de vangsten haring en makreel, soms in één trek wel meer dan 300 ton, in zeewatergekoelde tanks opslaan en als zodanig aanlanden, brengen de Nederlandse trawlers de vangst in pakketten van ongeveer 23 kilo aan wal. Daar zit dus ontzettend veel werk aan vast. In de laatste maand van het jaar vist het overgrote deel van de Nederlandse trawlervloot in Het Kanaal op haring.
Omdat het relatief dichtbij huis is en de haring in overvloed rondzwemt, verblijven de trawlers in die periode niet lang op zee. Visreizen van krap twee tot drie weken zijn geen uitzondering. Een uitgelezen kans om de pelagische visserij op haring eens van heel dichtbij mee te maken: Bij vertrek vanuit IJmuiden houdt de SCH-81 van rederij Vrolijk een zuidelijke koers aan. Pas als de trawler het Nauw van Calais gepasseerd is, begint de spanning op de brug van de trawler enigszins toe te nemen. Het gebied tussen de Engelse kust (de badplaats Brighton) en de Franse kust (Le Havre) is de komende weken hun werkterrein. Daar verzamelt de haring zich in groten getale om deel te nemen aan het paaiproces. Dat doen ze elk jaar weer. Al eeuwen lang. En al eeuwen lang achtervolgen de vissers deze haring. Vroeger bestond de vloot uit honderden vissersvaartuigen. Sedert de jaren tachtig is dat nog maar een handvol trawlers. Vorige maand waren het er ongeveer tien die in het relatief smalle maar lange zeegebied actief waren. Aan boord van de SCH-81 staan de schipper en zijn stuurlieden op scherp als ze de eerste tekenen op het beeldscherm van de sonar voorbij zien komen. Intussen hangt het trawlnet al gereed om gevierd te worden.
Volgens de schipper van de Scheveningse trawler heeft het totaal geen zin om het net te vieren als er zulke grote scholen voorbijkomen. Dan zou ie het net te barsten trekken. En dat is het laatste waar ze aan boord op zitten te wachten. Het gaat om compacte scholen die een omvang hebben van 40 meter hoogte en soms honderden meters lang zijn. De truc is om het trawlnet zodanig uit te vieren dat er een beetje aan de bovenkant van de school geknabbeld kan worden, zonder dat er te veel spanning op de vislijnen komt te staan. Ja, het klinkt allemaal onwerkelijk, maar de trawlers vissen eigenlijk met de rem erop.
Vanaf het moment dat de schipper het sein geeft om het trawlnet te vieren, kijkt hij geconcentreerd toe hoe de school zich verder ontwikkeld op het beeldscherm van de sonar. Als hij plots het sein geeft om het trawlnet omhoog te halen, zijn er nog geen vijftien minuten verstreken. In die luttele minuten heeft hij kans gezien om 200 ton haring af te snoepen van de gigantische school. Op de sonar ziet hij dat de school zelfs nog groter wordt. Tegen zijn collega zegt hij dat hij blij is dat ie het kort heeft gehouden. Er gaan bijna twintig uur voorbij alvorens een tweede poging wordt ondernomen. In die tussentijd draait de fabriek in het schip volop productie en wordt de tot diepgevroren pakketten haring omgetoverde vangst in het ruim opgeslagen. Daar ligt de kracht van de vriestrawlers. Zij kunnen na zo’n trek op zee blijven en de vangst op een efficiënte manier verwerken en opslaan. Zodra de ruimen vol zijn, koerst de SCH-81 weer naar IJmuiden om daar de lading te lossen. Op de foto wordt aan boord van de vriestrawler SCH-81 het trawlnet binnengehaald. (foto W.M. den Heijer)