In West-Europese havens is de aanvoer van tonijn mondjesmaat. Het zijn meestal verdwaalde exemplaren of ze moeten zijn gevangen in de wateren ten zuidwesten van Ierland. Overigens zwommen er voor de Tweede Wereldoorlog nog wel tonijnen in de Noordzee rond. Haringvissers troffen weliswaar niet vaak, maar toch regelmatig een tonijn in de vleet aan. De haring is een lekker maaltje voor deze roofvis. Wat de reden is geweest dat tonijn uit de Noordzee is verdwenen, is niet bekend.
Zo gaat het wel vaker met soorten. Klimatologische omstandigheden kunnen een oorzaak zijn, maar ook veranderingen door landwinning of het afsluiten van riviermondingen. Zo hebben de afsluitingen van de Zuiderzee in 1932, de Lauwerszee (op de grens van Groningen en Friesland) en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse zeegaten de biodiversiteit geen goed gedaan. Veel vissoorten, waaronder rog, verloren hun enigszins beschutte opgroeigebieden. Jonge roggen konden vrijwel ongestoord groter worden in de zeegaten voor de Zeeuwse en Zuid-Hollandse kust. Zeebliek en bot waren destijds voor veel vissers een belangrijke doelsoort. Dat is al jaren niet meer het geval. Dus niet de visserij, maar de gewijzigde omgeving heeft er toe geleid dat veel soorten het moeilijk kregen.
Voor wat betreft tonijn is er voor zover bekend nooit onderzoek verricht waarom deze soort niet meer in de Noordzee voorkomt. In andere werelddelen is tonijn gelukkig nog wel vangbaar, want ze zijn door hun vette en bijna rode visvlees bijzonder gewaardeerd. Verse tonijn die nin Nederland wordt verkocht, is meestal afkomstig van de hallen bij Rungis. Rungis ligt vlakbij Parijs en op nog geen haf uur rijden van de luchthaven. Rungis is de grootste dagelijkse markt van voedingsmiddelen in geheel Europa. Desalniettemin zijn er ook groothandelaren in Nederland die tonijn vers laten invliegen (via Schiphol) vanuit Sri-Lanka, India of andere Aziatische landen. In de Atlantische Oceaan komt een noordelijke en een zuidelijke tonijnsoort voor, het gaat hier om de Thunnus Thynnus (de noordelijke blauwvintonijn). De nauwverwante soort de Thunnus maccoyii zwemt vooral in het zuidelijke deel van de Atlantische Oceaan. Met deze laatste gaat het niet goed. Dit bestand ervaart een enorme visserijdruk. Desalniettemin zijn er enkele visserijen die op een duurzame manier vissen en als er sprake is van een duurzaamheidslabel dan kan de Atlantische blauwvintonijn gerust gegeten worden. Ook de geelvintonijn (Thunnus albacares) en de grootoogtonijn (Thunnus obesus) zijn sterk in aantal achteruitgegaan. In tegenstelling tot de blauwvintonijn komt de geelvintonijn niet in de Middellandse Zee voor. Deze tonijnsoort zwemt in alle tropische en gematigde zeeën. De grootoogtonijn zwemt eveneens niet in de Middellandse Zee. In de Pacific komt deze zwaargebouwde tonijnsoort, die een lengte kan bereiken van 2,5 meter, algemeen voor. Dat is tevens het belangrijkste vangstgebied. In noordwest
Afrikaanse wateren is de grootoogtonijn eveneens een belangrijke doelsoort in de visserij. Vanwege de kans op instorting van enkele tonijnbestanden zijn er landen waar alleen nog maar op een duurzame manier op deze soorten gevist wordt. Dat is vaak met handlijn gevangen tonijn. Lokale gemeenschappen mogen met een beperkt aantal kleinschalige bootjes jacht maken op deze soort. Na aanlanding wordt de tonijn voorzien van de nodige duurzaamheids- en kwaliteitslabels. Op de foto is een medewerker van het in juni 2013 geopende restaurant ´Catch by Simonis´ bezig met het versnijden van een grote tonijn. (foto W.M. den Heijer)