Evenals schol en kabeljauw kiest ook tong voor een voortplantingsmoment als het water nog behoorlijk koud is. Schol en kabeljauw zijn weliswaar iets vroeger, maar tong volgt al snel in maart en april. Deze exclusieve maar overheerlijke platvis zoekt dan de paaigronden (aantrekkelijke gebieden om deel te nemen aan het voortplantingsproces) op om straks verzekerd te zijn van nakomelingen.
In tegenstelling tot schol verliest tong niet veel visvlees bij de vorming van hom en kuit. Tong vertoont pas enige vermagering als ie net klaar is met het paaien (voortplanten), maar sterkt veel sneller aan dan schol. Het bestand (de omvang van de tongstand) van tong schommelt elk jaar stevig hetgeen min of meer kenmerkend is voor deze vissoort.
Biologen staan altijd verbaast over het herstelvermogen. Een slecht tongjaar (weinig vangsten) kan het jaar erop afgewisseld worden met een superjaar (ruime tongvangsten). Het blijft bij tong doorgaans moeilijk in te schatten hoe groot de stand weer wordt. Terug naar de actualiteit: In de derde week van maart werd er te Scheveningen voor het eerst tong aangevoerd die in het kustgebied gevangen was. Enkele kleine lokale staandwantbootjes en Deense staandwantkotters verzorgden de tongaanvoer. De tong die de grote Nederlandse boomkorkotters aanlanden, is meestal gevangen in gebieden die ver uit de kust liggen. Vanaf april zal de aanvoer van tong, in elk geval te Scheveningen, geleidelijk aan toe nemen. Elke consument kan met een gerust hart een tongetje verschalken. Op de foto een typische Deense staandwantkotter in de haven van Scheveningen. (foto W.M. den Heijer)